DE TWEE PIANOTRIO'S VAN MENDELSSOHN

Thijs Bonger


Londen, 1844. Paniek.


Londen, 1844. Paniek. Drie leden van een pianotrio nemen een uur voor hun concert poolshoogte in de zaal. Als ze het podium opklimmen zien ze dat de viool- en cellopartij keurig op de lessenaars zijn klaargezet. Maar de pianopartij ontbreekt en is onvindbaar.


De pianist is eerst kwaad maar zegt dan: 'Geeft niks, zet maar een willekeurig muziekboek op de vleugel en laat iemand van tijd tot tijd een bladzij omslaan zodat het lijkt of ik het niet uit mijn hoofd speel'. Hij wil daarmee voorkomen dat alle aandacht van het publiek naar hem uitgaat. De violist van dat trio is het dan twaalfjarige Hongaarse wonderkind Joseph Joachim en hij vertelt deze anekdote jaren later tijdens een interview. Hij ziet deze altruïstische opstelling van die pianist als een lesje in bescheidenheid voor alle egocentrische solisten. De pianist in kwestie is Felix Mendelssohn en hij is ook de componist van het bewuste trio. Drie weken daarvoor heeft hij ditzelfde stuk uitgevoerd met andere musici. Ook deze uitvoering verloopt niet helemaal rimpelloos. De violist weet ineens niet meer waar ze zijn omdat het hem niet is gelukt om op tijd zijn blaadje om te slaan. Mendelssohn lost dit ter plekke op door een aantal maten extra te improviseren, die de violist de gelegenheid geven de draad weer op te pakken. Mendelssohn doet dit zo handig en soepel dat vrijwel niemand het merkt. Maar een man uit het publiek zegt na afloop:'Er vlogen meer noten in het rond dan er officieel in de partituur staan'.

Vijf jaar eerder, in 1839, componeert Mendelssohn dit trio. Hij laat het manuscript zien aan Ferdinand Hiller, een pianist en componist met wie hij zo goed bevriend is dat hij wel wat kritiek van hem kan hebben. Hiller heeft jaren in Parijs gewoond en is daar gewend geraakt aan een totaal nieuwe manier van pianospelen en componeren, in gang gezet door Liszt en Chopin. Hiller schrijft: 'Ik vond bepaalde pianopassages nogal ouderwets. Dat zei ik tegen Mendelssohn en ik stelde wat veranderingen voor. Maar Mendelssohn voelde daar eerst niets voor'. Nou is Mendelssohn allergisch voor holle virtuositeit. Veel klavierleeuwen uit die tijd verdienen massa's geld met fantasieën over operamelodieën. Propvol razendsnelle nootjes en eindeloos veel versieringen, uitsluitend bedoeld als etalage voor hun virtuositeit. Het zegt veel dat Mendelssohn een compositie voorziet van de titel Variations sérieuses. Dus Hiller moet praten als Brugman om hem te overtuigen. Maar uiteindelijk gaat Mendelssohn overstag en herschrijft de pianopartij. Die wordt daardoor briljanter maar ook veel moeilijker. De première van het trio vindt plaats in 1840 in het Gewandhaus in Leipzig. Ferdinand David, voor wie Mendelssohn wat later zijn vioolconcert schrijft, speelt de vioolpartij, Franz Karl Witmann de cellopartij en de componist zit achter de vleugel. Schumann is meteen wild enthousiast en schrijft: 'Dit absolute meesterwerk maakt Mendelssohn tot de Mozart van de negentiende eeuw. Onze kleinkinderen en achterkleinkinderen zullen er nog blij mee zijn'. Heel anders reageren twee uitgevers: 'Ik denk dat dit niet verkoopt omdat het publiek zo dom is'. En een ander zegt: 'Mendelssohn ontroert hierin niet. Misschien gaat hem dat ooit wel lukken. Hij is veel te geleerd om populair te zijn'. Ze kregen ongelijk, want het trio werd ongelooflijk populair en is dat nog steeds.

Als de cello de openingsmelodie zingt kunnen we meteen horen hoe briljant en beweeglijk de pianopartij is. Dit is op en top Mendelssohn, licht melancholisch met een bijna altijd aanwezige onderstroom van onrust. Het andante zou ook een Lied ohne Worte kunnen zijn. Het vederlichte scherzo brengt ons naar de sprookjeswereld van elfjes, waarin Mendelssohn zich als een vis in het water voelde na het schrijven van zijn ouverture tot A Midsummernight's Dream op zijn zeventiende. De finale dendert net zo onstuitbaar voort als het openingsdeel, maar de beweging wordt plotseling afgeremd door de cello met een van Mendelssohns betere melodische vondsten.

Zes jaar na het eerste, in 1845, voltooit Mendelssohn een tweede pianotrio. Hij heeft een sabbatical year genomen bij het door hem opgerichte en geleide conservatorium van Leipzig, waaraan Schumann ook als leraar verbonden is. De Deense componist Niels Gade vervangt hem. Dat verlof is hard nodig omdat Mendelssohn een workaholic is van het zuiverste water. Hij is onwaarschijnlijk perfectionistisch en bemoeit zich overal tegenaan. Zijn talenten liggen op diverse terreinen en hij is zo'n type van 'Laat maar, ik doe het zelf wel even'. Zelfs tijdens deze relatief wat rustiger periode heeft hij nog massa's verplichtingen, waaronder een grote tournee naar Engeland. Hij wordt in Duitsland gezien als de grootste levende componist en er wordt van alle kanten aan hem getrokken. Dat kunnen we opmaken uit het aantal brieven dat hij ontvangt. Alleen al in het jaar 1845 zijn dat er zeshonderd. Toch kan hij nu eindelijk weer eens wat tijd vrijmaken om te componeren. Dit tweede trio wordt wat minder vaak gespeeld dan het eerste. Waarom weten we niet precies. Misschien omdat het iets minder lieflijk is en wat grimmiger, soms zelfs een beetje vooruitlopend op Brahms.

Dat grimmige horen we meteen al in het eerste deel. Het opent met een uit de diepte opkomende barse melodie. De pianopartij is een en al virtuoze onrust maar blijft toch redelijk lichtvoetig. De tweede melodie is zangerig en brengt even wat rust. Daarna verwerkt Mendelssohn ingenieus al het melodisch materiaal. Beweeglijkheid blijft de hoofdschotel. Het andante is eigenlijk een lang lied. In het scherzo horen we muziek waar Mendelssohn patent op had. Net als in het eerste trio komen we terecht in de wereld van de elfjes. Springerige noten fladderen om ons heen. Soms wel iets minder ijl en luchtig dan we van Mendelssohn gewend zijn, alsof hij eventjes zijn tanden wilde laten zien. De finale blijft dansant tot er uit het niets door de piano een soort Lutherse koraalmelodie wordt geïntroduceerd. Daarna cirkelen hoofdthema en koraalmelodie sierlijk om elkaar heen, ondergaan allerlei gedaanteverwisselingen en raken ook verstrengeld. Mendelssohn droeg het trio op aan de door hem zo bewonderde violist en componist Louis Spohr. Ze hebben het ook samen met een cellist uitgevoerd.


‍   

Redactie e-mailadres: 

info@pianovrienden.nl

Pianovrienden | 2024